Column : “Van Oliebollen tot Baklava: Waarom Ik in Turkije Vrijer Ben dan in Nederland”

Tussen Oliebollen en Baklava – Over Integratie, Tradities en de Illusie van Grenssluiting

In een wereld waar de grenzen steeds zichtbaarder worden, kan het vreemd aanvoelen dat ik me juist grenzeloos vrij voel. Niet in Nederland, maar in Turkije. Terwijl daar, aan de andere kant van Europa, mensen elkaar nog altijd verdelen in “wij” en “zij,” schuif ik hier oliebollen in de pan naast een kampvuur, waar straks marshmallows smelten in de vlammen. Geen Vuurwerkwet die me dat verbiedt, geen buren die klagen over rook. Alleen mijn gezin, de sterrenhemel, en de geur van versgebakken traditie.

Dat is het mooie aan tradities: ze horen bij jou, waar je ook bent. Je neemt ze mee, samen met je koffers, als je emigreert. Ze hebben geen paspoort nodig, geen inburgeringscursus, geen verblijfsvergunning. Ze vragen alleen om een beetje liefde, een beetje moeite en, soms, een handvol rozijnen voor in het beslag.

Maar als ik terugkijk naar dat Nederland waar ik ooit een feestje gaf op mijn verjaardag, zie ik dat die ruimte steeds kleiner wordt. Daar lijkt “grens” tegenwoordig het toverwoord te zijn. De grens van acceptatie, de grens van wat normaal is, en vooral de grens die bepaalt wie er nog binnen mag. Het is niet de grens die je op de kaart tekent, het is een grens in de hoofden van mensen. En die grens is gevaarlijker dan welke landsgrens dan ook.

Waar komt dat toch vandaan, die angst voor het vreemde? De angst dat een ander je tradities komt afpakken? Alsof iemand ooit mijn oliebollenrecept heeft proberen te stelen. Hier in Turkije kijkt niemand vreemd op als ik op 5 december het Sinterklaasfeest met mijn gezin vier. En als ik straks de kerstboom opzet, vraagt niemand me of ik wel “geïntegreerd” ben. Sterker nog, als de familie van mijn vrouw ons uitnodigt voor het Suikerfeest of Offerfeest, dan schuif ik gewoon aan. Niemand die vraagt of ik die feestdagen wel “snap.” Niemand die me verplicht mee te doen, maar ook niemand die moeilijk doet als ik dat wél doe.

Dat is het verschil. In Nederland moet je kiezen. Wie niet volledig “Nederlands” wil zijn, hoort er niet meer bij. Ze zeggen het niet zo, maar het wordt wel duidelijk gemaakt in iedere politieke slogan over “grenzen dicht” en “eigen volk eerst.” Maar wat is dat, eigen volk? De Nederlander met de Oer-Hollandse voornaam als Kevin of Dylan? De Fries, de Drent, de Hagenees? Of alleen de mensen die zich keurig in het gareel van de goegemeente voegen?

Wat mij betreft heeft Nederland de betekenis van “integratie” volledig verkeerd begrepen. Want integreren betekent niet: jezelf verliezen. Het betekent dat je je wortels meeneemt en die ergens anders opnieuw plant. Soms groeien er dan bloemen van twee verschillende soorten, en dat is juist prachtig. Maar in Nederland willen ze geen bloemen, ze willen een gazon. Strak gemaaid, zonder onkruid, zonder kleurverschillen. Een groene, monotone deken waar alles hetzelfde is.

Dat mis ik niet. Hier, in Turkije, ben ik meer mezelf dan ik ooit in Nederland was. Hier mag ik remmen en toeteren zoals de gemiddelde Turk, en ja, misschien doe ik dat soms nog fanatieker dan zij. Maar niemand vraagt me of ik dan “te Turks” ben geworden. Niemand vraagt zich af of ik nog wel “Nederlander genoeg” ben.

In Nederland vragen ze dat wel. Vragen die niet direct gesteld worden, maar die voelbaar zijn in elk debat, in elke talkshow, in elke verkiezingscampagne. Ben je Nederlander genoeg? Heb je genoeg afstand gedaan van jouw eigenheid? Heb je al je tradities, je taal, je feesten en je gewoonten ingeleverd? Zo nee, dan graag het land verlaten.

Dan kijk ik naar mijn zoon, die straks in ons huis zowel Sinterklaas als de Kerstman kent, die oliebollen bakt en marshmallows roostert, maar ook weet wat baklava is. Hij zal opgroeien met een vader die Sinterklaas viert en een moeder die het Suikerfeest viert. Is hij dan niet “integraal” genoeg? In Nederland zouden ze misschien zeggen dat hij moet kiezen. Dat je niet van twee walletjes mag eten. Maar wie zegt dat je niet gewoon van twee tafels mag genieten? Wie bepaalt waar je aan mag schuiven?

Hier, aan het kampvuur, met de geur van versgebakken tradities in mijn neus, vraag ik me dat af. Misschien is het daarom dat ik me in Turkije vrijer voel dan in Nederland. Omdat niemand me hier vraagt wie ik ben. Ze zien het wel. Ze horen het in mijn accent, ze zien het in mijn gewoonten. Maar dat maakt me niet minder welkom. Misschien, heel misschien, zou Nederland daar een voorbeeld aan kunnen nemen.

Niet door grenzen dicht te gooien, maar door ze open te breken. Want als ik iets heb geleerd, dan is het dit: je kunt mensen niet in een hokje stoppen zonder dat je zelf opgesloten raakt.

Een gedachte over “Column : “Van Oliebollen tot Baklava: Waarom Ik in Turkije Vrijer Ben dan in Nederland”

  1. Ik ben het hier volledig mee eens. Ik vat het onder de noemer Respect. Als je elkaar in ieders waarde laat dan moet het totaal geen probleem voor verschillende culturen om naast elkaar te wonen en leven. Ik heb alleen maar positieve ervaringen.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie